Explore kwartaal 1

Batman and Philosophy
Mark D. White
Batman is one of the most complex characters ever to appear in comic books, graphic novels, and on the big screen. What philosophical trials does this superhero confront in order to keep Gotham safe? Combing through seventy years of comic books, television shows, and movies, Batman and Philosophy explores how the Dark Knight grapples with ethical conundrums, moral responsibility, his identity crisis, the moral weight he carries to avenge his murdered parents, and much more. How does this caped crusader measure up against the teachings of Plato, Aristotle, Kant, Kierkegaard, and Lao Tzu?

Joseph Kosuth
Joseph Kosuth (Toledo (Ohio), 31 januari 1945) is een Amerikaanse kunstenaar en fotograaf, die behoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de conceptuele kunst uit de jaren zestig en zeventig.
Kosuth studeerde tussen 1955 en 1962 aan de Toledo School of Design. Daarna ging hij tussen 1963/64 naar het Art Institute in Cleveland. Tussen 1965 en 1967 zat hij op School of Visual Arts in New York. Hij woonde en werkte gedurende de negentiger jaren van de vorige eeuw meerdere jaren in een reusachtig 18de-eeuws stadspaleis in de Maagdestraat te Gent, vlak bij het Hoger St Lucas Instituut, samen met zijn echtgenote, de eveneens Amerikaanse historica Cornelia Lauf.
In 1965 presenteert hij zijn eerste conceptuele werk, One and three chairs. Dit werk bestaat uit een houten stoel, een foto van een stoel en de ‘stoel uit het woordenboek'. Kosuth stelt zichzelf de volgende vragen: Is een stoel een stoel? Is een foto van een stoel ook een stoel? Is de definitie van een stoel een stoel? Is de definitie van een stoel méér stoel dan een echte stoel of een foto ervan? Waarom zou de definitie van een stoel minder stoel zijn dan de stoel zelf? Enzovoorts.
Kosuths overwegingen hebben iets didactisch en lijken op de ideeënleer van Plato. Plato laat echter de verdienste van de timmerman in het midden en vindt de schilder slechts een nabootser van het echte. Kosuth laat daarentegen naast de abstracte stoel ook ruimte voor de stoel van de meubelmaker en de afbeelder. In Kosuths latere werk richt hij zich alleen nog op tekst.
Kosuth legde zijn opvattingen over Art As Idea As Idea vast in enkele essays, uitgebracht onder de titel Art after Philosophy (1969). Deze kwam voort uit zijn onderzoek in 1966-1967 First Investigations (subtitled Art As Idea As Idea). Hierin gaf hij woordenboekdefinities weer van de volgende woorden: water, meaning, idea, nothing, painting, silence, to paint en ultimate. Deze werden soms ook in andere talen weergegeven.
Vanaf 1968 maakt Kosuth een serie werken waarin hij onderzoekt hoe de context de waarneming van het werk beïnvloedt. Kosuths project om de wereld fragmenten van haar eigen beschrijving terug te geven, werden via advertenties in kranten en tijdschriften en via pamfletten, posters, spandoeken en affiches over de gehele wereld verspreid. Kosuth gebruikt een categorische beschrijving van de wereld, als middel voor zijn onderzoek naar ons denken over kunst. De diverse media gaven hem de mogelijkheid te ontsnappen aan de beperkingen van de traditionele media en galerie of museum te ontwijken.
Kosuth maakte ook gebruik van neon: Four Colors Four Words (1966) en The Polar Bear and the Tiger Cannot Fight (1994). Daarnaast print hij zijn gefotografeerde tekst niet alleen af, maar zet hij hem ook op glasplaat en op muren. In 2004 werd er in het Van Abbemuseum een overzichtstentoonstelling gehouden van Kosuths werk. In 2005 had hij een tentoonstelling in een kasteel in Italië.
In 2007 en 2008 nam Kosuth deel aan de symposium serie "Personal Structures: Time - Space - Existence", een project geïnitieerd door de Nederlandse kunstenaar Rene Rietmeyer.

Jan Tschichold
Jan Tschichold was de zoon van een provinciale uithangbordenmaker en genoot een op-leiding als kalligraaf. Deze artistieke achtergrond maakte hem bijzonder onder de typografen van die tijd.
Tschichold gebruikte in zijn werk juist geen handgemaakt papier en speciale lettertypen zoals toen gebruikelijk was, maar prefereerde standaard letters op commercieel, standaard formaten drukpapier.
In de jaren 1937-1938 ging hij naar Engeland op uitnodiging van de Pennrose Annual. In de jaren 1947-1949 verbleef Tschichold in Engeland waar hij de 500 paperbacks van Penguin Books opnieuw ging ontwerpen, samen met typograaf Ruari McLean. Hij paste hier een standaard set typografische regels toe, de zogenaamde Penguin Composition Rules. Hij gaf Penguin-boeken (met name de Pelican-serie) een eenduidig uiterlijk en gebruikte veel typografische praktijken die vandaag de dag als vanzelfsprekend gelden.
Tschichold nam de modernistische ontwerppricipes aan sinds 1923 na bezoek aan de Weimarse Bauhaus expositie. Hij werd een ware vooraanstaande Modernist: eerst met een invloedrijk magazine artikel in 1925, vervolgens met een persoonlijke expositie in 1927 en bovendien met zijn meest toonaangevende werk in Die neue Typographie. Dit boek was een manifest voor modern design waarin hij alle niet tot de schreefloze letter behorende klassen lettertypen afkraakte. Hij sprak de voorkeur uit voor niet-gecentreerde ontwerpen op titelpagina's. Hij definieerde vele andere Modernistische design concepten. Tschichold haalde het belang van fotografie in drukwerk aan.
Hij adviseerde het gebruik van standaard papierformaten (zoals de DIN-A formaten) voor alle drukwerk, en legde duidelijk uit hoe effectief gebruik te maken van verschillende letterzwaartes en -groottes om zo snel en gemakkelijk informatie over te brengen. Na het boek kwam ook een serie praktische handleidingen uit, die de principes van Modernistische typografie uiteenzette, en hadden eerst een grote invloed op de Duitse drukwereld.
Die neue Typographie geldt tot op de dag van vandaag als een standaardwerk over typografie.
Hoewel Die neue Typographie een klassieker blijft, week Tschichold zelf vanaf 1932 steeds verder af van deze ideeën (hij noemde zijn boek later te extreem) en begaf zich in classicistische richting. Onder andere te zien in zijn lettertype Saskia uit 1932; die bevat klassieke Romeinlettervormen.

Sol LeWitt
LeWitt was een zoon van Russisch-joodse immigranten.
Hij volgde een kunstopleiding aan de universiteit van Syracuse en maakte in 1949 een kunstreis door Europa om de oude meesters te leren kennen. In 1953 verhuisde hij naar New York, waar hij een tijdje nachtwaker was in het Museum of Modern Art. Hij zou er 25 jaar later zelf een grote tentoonstelling hebben met zijn beeldend werk. Hij bracht een jaar door als graficus op het kantoor van de architect I.M. Pei waar hij driedimensionaal leerde werken. Zijn eerste tentoonstelling vond in 1965 plaats in de John Daniels Gallery te New York. LeWitt, bekend als een bescheiden kunstenaar met grote faam, liet het werk voor zich spreken en meed de media.
LeWitt heeft sinds 1965 honderden solo-exposities gehad in musea en galeries in de Verenigde Staten en Europa. Zijn werk varieert van tweedimensionale werken als Wall Drawings, waarvan hij er meer dan 1200 heeft gecreëerd, en foto's en honderden werken op papier tot driedimensionale sculpturen (of structures, waarvan hij bij voorkeur sprak) als towers, pyramids en geometric forms. Deze werken variëren in formaat van maquette tot monumentaal.

Marcel Duchamp
Marcel Duchamp (Blainville-Crevon, 28 juli 1887 - Neuilly-sur-Seine, 2 oktober 1968) was een Frans kunstenaar. Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk. Zijn werken behoren tot het Dadaïsme, Surrealisme en Conceptuele kunst.
Marcel Duchamp werd geboren in een kunstenaarsgezin met zijn aanvankelijk even bekende broers Raymond Duchamp-Villon en Jacques Villon. In 1902 begon hij te schilderen in neo-impressionistische stijl. Vanaf 1910 begon hij de stijl van Paul Cézanne aan te hangen en sloot hij zich aan bij de Puteaux-groep van zijn broer Jacques, ook schilderde hij een tijd in de stijl van het Kubisme. In januari 1912 werd Duchamp echter gedwongen zijn Nu descendant un escalier("Naakt de trap aflopend") te verwijderen uit een tentoonstelling van de Salon des Indépendants in Parijs, waarna hij zich uit de Puteaux-groep terugtrok. Een jaar later in veroorzaakte "Nu descendant un escalier" grote ophef op de Armory Show in New York, waardoor Duchamp internationaal bekendheid verwierf.
Te vermelden, en zeker relevant voor het begrip van zijn humoristische manier van kunst maken, is ook dat hij aan het begin van zijn carrière regelmatig cartoons tekende voor tijdschriften. Duchamp heeft zichzelf in zijn hele leven niet van zijn kunst onderhouden, alhoewel hij zijn Grote Glas wel schonk aan de mensen die hem na zijn eerste aankomst in de VS onderdak verleenden.
In 1913 keerde hij de schilderkunst de rug toe en wekte hij sensatie met zijn Fietswiel (Roue de bicyclette), waarmee hij een belangrijke aanzet gaf tot het Dadaïsme. In 1915 vertrok hij naar New York.
Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk (een readymade). Dit was een mijlpaal voor de hedendaagse beeldende kunst en Duchamp riep hiermee kunst-filosofische vragen op over de aard en functie van kunst.


Kubisme
Schilderstijl: Het Kubisme
Kubisme is een schilderstijl binnen de moderne kunst van het begin van de 20e eeuw. Het kubisme was het meest populair in de periode van 1906 tot 1920. De Kubisten hadden een ander kijk op het leven, ze wilden het leven niet meer afbeelden naar de werkelijkheid maar op een andere manier.

Het woord kubisme
Het woord stamt af van het Latijnse woord: ‘kubus’, dit betekent: ‘dobbelsteen’. De dobbelsteen wordt vaak gebruikt bij het maken van de schilderijen. Het is Louis Vauxcelles, een kunstcriticus, die op de tentoonstelling van de beroemde schilder Braque in 1908 de spotnaam 'cubes' gebruikt. Hij noemde de werken van Braque ‘bizarreries cubiques.’ Daaruit ontstond de naam kubisme.

Ontwikkeling
De voorloper van het kubisme is Paul Cézanne. Hij zei in de 19e eeuw al dat de natuur in feiten uit oervormen was opgebouwd: de bol, de kegel en de cilinder. De kunststroming kubisme laat men meestal beginnen in 1907 in Frankrijk, met het schilderij 'Les Demoiselles d'Avignon' van Pablo Picasso. Samen met Georges Braque ontwikkelt hij een nieuwe kunststroming, die spoedig wordt overgenomen door vele andere kunstenaars. Voor de ontwikkeling van het kubisme is verder het fauvisme van groot belang geweest. Het fauvisme maakt gebruik van felle onvermengde kleuren, een heftige lijnvoering, dat zie je terug in het kubisme.

Kenmerken van het kubisme
het kubisme heeft veschillende kenmerken. Maar de meeste kenmerken hebben te maken met gebruik van verschillende standpunten, de manier waarop schilders waarnemen. Er ontstaat verwarrend perspectief omdat een voorwerp vanuit verschillende hoeken kan worden bekeken en geschilderd. Zo krijg je ook het collage-effect. Het meest kenmerkende bij de kubisten is, dat alles wordt vereenvoudigd. Veel simpeler wordt gemaakt. De meeste schilderijen zijn een stilleven.

Fasen
Het kubisme kent een aantal fases. Het probleem is dat het kubisme door iedereen op verschillende manieren in fases wordt verdeeld. Er zijn over het algemeen 3, 4 of 5 fases.

Fase 1: Geometrisch kubisme (1907-1909)
De kunstenaars deden net als of de natuur alleen maar bestond uit kubussen, kegels en bollen. Alles werd dus met deze meetkundige vormen getekend. Je kon de bollen, kegels en kubussen goed herkennen. In de eerste fase zoekt de kubistische kunstenaar naar de basisstructuren achter de dingen en zijn er nog herkenbare, tamelijk samenhangende vormen. Ook houden de kunstenaars zich nog bijna helemaal vast aan het perspectief. Kleur is niet zo belangrijk, er worden vooral grijsachtige en bruine tinten gebruikt. Kleur werd in een later stadium wel belangrijk.

Fase 2: Analytisch kubisme (1910-1912)
De mensen gingen de grondvormen van het voorwerp steeds verder uitpluizen, zodat de meest interessante vorm overbleef. Zo ontstond een nieuw indrukwekkend voorwerp. De vormen werden steeds eenvoudiger gemaakt. Niet alleen de hoofdvorm is belangrijk maar ook de restvormen. In deze periode spat het beeld dat de schilders ons van de werkelijkheid bieden uiteen in kleine fragmentjes, die zo goed in elkaar worden gezet dat het geheel nog nauwelijks herkenbaar is. Vast vormen worden gebroken.

Fase 3: Synthetisch kubisme (1912-1914)
Vormen uit het platte vlak werden uitgeknipt en tot een collage gemaakt. Er worden voor het eerst teksten toegevoegd. Allerlei materialen worden op het schilderij geplakt. Er wordt al iets meer gebruik gemaakt van kleur.

Fase 4: analytisch/synthetisch (1914-1920)
soms wordt deze tijd gezien als een aparte fase. Dit is een periode waarin alle voorgaande fases worden samengevoegd.

Fase 5: Neo-kubisme (1920 - ..)
Ook voegen Sommige mensen hier nog het neo-kubisme aan toe, die vindt plaats na 1920, Een aantal kubisten keert terug naar het tweede stadium, zonder dat ze er helemaal op terugvallen. De lijn komt nu meer op de voorgrond dan tijdens de derde periode. De lijn komt op gelijke hoogte naast het vlak te staan. Deze lijnen worden zowel door accentuering met zwart of een andere kleur als door kleurcontrasten verkregen. De lijn wordt in deze periode statischer evenals de kleur, waardoor het hele werk statischer is geworden. De grondkleuren zijn hoofdzakelijk: zwart, groen, bruin, blauw, grijs en wit.
Ook de vorm verandert. Men keert meer terug naar het henkenbare, naar de verstaanbaarheid van het onderwerp. Wegens dit terugvinden van de vorm wordt de stijl van deze periode Neo-kubisme genoemd. In deze laatste periode wordt het kubisme als het ware geconsolideerd.

Stromingen
Er worden ook nog verschillende stromingen onderscheid. Het wetenschappelijk kubisme, hier wordt nog gewoon gebruikgemaakt van het verstand en de objecten zijn nog herkenbaar. Het orphisch kubisme, hier wordt voor het eerst het 3-dimensionale gebroken door allerlei perspectieven door elkaar te gebruiken. Dan heb je ook nog het physisch kubisme, hier is er evenwicht tussen een heldere emotionele kleur en een eenvoudige vorm, maar die wel anders is dan de werkelijkheid. En het instinctief kubisme, de naam zegt het al, er wordt volledig op instinct afgegaan. Je hoeft niet te letten op hoe iets er in de werkelijkheid uit ziet.

Einde
Aan het einde van 1920 gingen veel schilders weer over op een andere kunststijl. Ook werden de contacten verbroken door de 1e wereldoorlog, en sommige schilders moesten ook in dienst.


SIR - sculpture international rotterdam
Sculpture International Rotterdam (SIR) beheert en ontwikkelt de internationale collectie publieke kunstwerken ter ondersteuning van de internationale en culturele ambities van Rotterdam.

Vanaf 1 januari 2013 is SIR een afdeling van het Centrum Beeldende Kunst zodat de SIR en BKOR de krachten ten behoeve van kunst en de publieke ruimte kunnen versterken.

In de (interim) adviescommissie SIR zitten: Jaap Guldemond (plaatsvervangend voorzitter), Lisette Smits, Jeroen Doorenweerd, Jos van der Pol, Lorenzo Benedetti.

Joop Beljon
Joop Beljon (Schoten, 11 januari 1922 – Oud-Beijerland, 12 december 2002), was een Nederlandse lithograaf en beeldhouwer. Onder de naam J.J. Beljon en het pseudoniem B(ernhard) Majorick was Joop Beljon ook schrijver. Het pseudoniem had Beljon overgenomen van de schrijver Godfried Bomans.
Inhoud [verbergen]
1 Leven en werk
2 Werken (selectie)
3 Fotogalerij
4 Externe links
Leven en werk[bewerken]

Johannes Jacobus (Joop) Beljon was een leerling van de beeldhouwer Theo van Reijn.
Beljon was een omgevingskunstenaar en hij werkte veelvuldig samen met de architecten van projecten in opdracht van de Rijksgebouwendienst, onder andere in Den Haag, Arnhem, Apeldoorn, Nijmegen, Groningen en Utrecht.
Hij voerde werken uit in diverse landen, zoals in:
de Verenigde Staten: Homage to Sam Rodia (1965), campus California State University - Long Beach (wit geschilderd beton, 19-delig en 4 à 5 meter hoog).
Mexico: Tertulia de los Gigantes (1968) in Mexico-Stad (7 felgekleurde betonnen torens); sculptuur Al Alimon (2001) op het eiland Isla Mujeres en sculptuur Caballo Negro (postuum, 2003) in Chetumal, de hoofdstad van Quintana Roo op het schiereiland Yucatán.
Bahrein: 3 tuinen annex fonteinen en zwembad (1981) in Bahrein.
Israël: plastiek Dukdalf (1984), Shaltielgebouw in Jeruzalem (project met andere kunstenaars, zoals Sheila Hicks en Alexander Calder).
In 1998 won hij de oeuvreprijs Nederlandse beeldhouwkunst, de Wilhelminaring, waarna hij de opdracht kreeg voor een sculptuur in het Sprengenpark in Apeldoorn.
Gedurende 27 jaar was Beljon directeur van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (1957-1985). Bij aanvang van zijn directeurschap kreeg de academie het predicaat Koninklijk ter gelegenheid van het 275-jarig bestaan.

Heraldiek
Heraldiek is de (hulp)wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van wapenschilden.

Om duidelijk te maken welke ridder schuil ging onder een harnas en helm of aan te geven tot welke partij men behoorde werden middels kleuren en symbolen versieringen aangebracht op de schilden. Daar bleef het niet bij; ook op de paardenkleden, de banieren en de helm (op het helmteken werd het herkenningsteken aangebracht). Het gebruik van die wapens is aan allerlei gebruiken verbonden. Naast met name adellijke familiewapens, is het meestal gebruikelijk voor Europese staten, steden, streken en gemeenten om een wapen te voeren. De boerenstand voerde in de vroege middeleeuwen geen wapen, zij gebruikten een huismerk als herkenningsteken. Dit huismerk was kenmerkend voor de boerderij en werd als brandmerk en teken op zerken gebruikt. In de late middeleeuwen gingen ook burgers en boeren wapens voeren en soms zijn de oude huismerken op de wapens afgebeeld.
In de late middeleeuwen was het gebruik van heraldische kentekens dus niet langer het exclusieve domein van de adel en de staat, ook gilden, verenigingen en burgers gingen wapens voeren. Ook ontstond er een uitgebreide kerkelijke heraldiek met eigen regels en vormen.
Naast de adellijke wapens bestaan er dus ook burgerlijke wapens, die de adellijke in aantal ver overtreffen. Het was in Vlaanderen gebruikelijk dat schepenen van een schepenbank met hun familiewapen zegelden en indien dat niet bestond een persoonlijk wapen kozen, dat later vaak werd gezien en gebruikt als familiewapen door de afstammelingen. Ook de Nederlandse regenten gingen wapens voeren.
Wapens van Nederlandse overheidsinstanties worden, na verkregen advies van de Hoge Raad van Adel, bij Koninklijk Besluit verleend. Het staat iedere burger vrij om een wapen te kiezen en te gebruiken maar het is ongepast om een wapenschild te gebruiken dat aan een ander toebehoort. Ook mag men niet zonder meer een wapenschild gebruiken dat door een naamgenoot gebruikt wordt of werd.
Wapens worden in Nederland geregistreerd en gepubliceerd door de Hoge Raad van Adel en, in het geval van burgers, door instanties als de Friese Raad voor de Genealogie en het Centraal Bureau voor Genealogie. Een geregistreerd burgerwapen wordt in Nederland overigens niet beschermd. Men kan een wapen wettelijk laten beschermen door het te laten registreren bij een merkenbureau.
In Vlaanderen wordt een officieel wapen toegekend door de Vlaamse Regering, op advies van de Vlaamse Heraldische Raad.
Bij de erkenning van een wapen kreeg de desbetreffende een wapenbrief mee. Dit werd tevens gebruikt om wapenbelasting te heffen.

Gert Dumbar
Studio Dumbar is een grafisch ontwerpbureau in 1977 opgericht door Gert Dumbar, geboren 16 mei 1940 in Jakarta, Indonesië.

Studio Dumbar bestaat anno 2007 uit een team van maar liefst dertig medewerkers en heeft inmiddels een grote verscheidenheid aan stijlen, huisstijlen en logo's ontwikkeld en diverse prijzen gewonnen. De NS (1968), PTT (1978-1981), Politie (1993), meubelbedrijf Artifort (1985), het Rijksmuseum, de experimentele affiches voor Theater Zeebelt (vanaf 1983), het Holland Festival en nog vele andere (semi-) overheidsinstellingen, maar ook bedrijven en culturele instellingen, hebben inmiddels door Studio Dumbar een zeer herkenbare verschijningsvorm gekregen.
Het handschrift van Studio Dumbar uit zich vooral in sterke en gemakkelijk te communiceren ideeën die met een subtiele maar uitgesproken vrolijke vormentaal worden gepresenteerd. Gert Dumbar was een van de eersten die de postmodernistische vrolijkheid in het Nederlandse grafisch ontwerpen introduceerde en zich daarmee afzette tegen het strenge functionalisme van Crouwel en zijn volgelingen. Het non-conformistische en illustratieve karakter van de Dumbar-ontwerpen was zowel onderwerp van kritiek als voorbeeld tot navolging.

Historie
Gert Dumbar wordt in Jakarta (Indonesië) geboren. Aan de Vrije Academie in Den Haag volgt hij de opleiding tot schilder waarna hij in Londen aan het Royal College of Art de opleiding tot vormgever volgt.

Dumbar is vanaf 1967 werkzaam voor het ontwerpbureau Tel Design. In 1977 richt Dumbar zijn eigen bureau op onder de naam Studio Dumbar. Dit grafische bureau staat nu bekend als een broedplaats voor jong talent met een speelse en decoratieve benadering voor huisstijl en corporate identity opdrachten. Het vermengen van vaak geënsceneerde fotografie van Lex van Pieterson, illustratie, grafische vormgeving en typografie tot een visueel overladen, collageachtig en barok geheel is typerend voor het werk van de studio. Studio Dumbar claimde de vrijheid van de ontwerper, tastte de voorheen rigide opvattingen over de huisstijl aan en bracht een zekere anarchie, informaliteit en humor in de bolwerken van de autoriteit.


Han Hooger-Brugge
Een Nederlandse digitale kunstenaar.
Hoogerbrugge is geboren in Rotterdam, waar hij is nog steeds is gebaseerd, en begon als een schilder en cartoonist totdat hij het internet vond in 1996. Hij is de maker van de zeer populaire Modern Living Neurotica series alsook zijn huidige interactieve serie Hotel, gemaakt voor het online SubmarineChannel.
Han heeft ook prenten en tekeningen die in galeries, zoals het Centraal Museum Utrecht in Nederland als onderdeel van hun collectie en Museo Tamayo in Mexico City en in het Design Museum in Londen zijn verschenen. Een boek van zijn werk werd gepubliceerd in september 2008.

Jean-Luc Godard
Jean-Luc Godard (Parijs, 3 december 1930) is een Franse filmregisseur en scenarist. Hij is een van de belangrijkste leden van de nouvelle vague.

Jean-Luc Godard werd in 1930 in Parijs geboren. Zijn ouders waren vooraanstaande Zwitsers, en tijdens de Tweede Wereldoorlog keerde de familie naar Zwitserland terug. In 1949 begon hij aan een studie volkenkunde aan de Sorbonne. In deze periode leerde hij François Truffaut, Jacques Rivette en Éric Rohmer kennen. In 1950 begon hij samen met Rivette en Rohmer een filmkrant en werkte hij mee aan hun films. In januari 1952 begon hij te schrijven voor het filmblad Les cahiers du cinéma, dat het jaar daarvoor was opgericht door André Bazin.
In 1953 werkte hij mee aan de bouw van een dam in Zwitserland. Met het verdiende geld maakte hij zijn eerste film, Opération Béton, een korte documentairefilm over de bouw van de dam. In 1956 keerde hij terug naar Frankrijk en hervatte hij weer zijn werk bij Cahiers. In die tijd maakte hij enkele korte komedies en homages aan Mack Sennett en Jean Cocteau.
In 1959 bracht hij zijn eerste lange speelfilm uit, À bout de souffle. Deze film speelde een sleutelrol bij het ontstaan van de nouvelle vague. Het brak met veel toen heersende conventies, met zijn referenties en invloeden van de Amerikaanse (gangster)film, het lage budget en de ruwe montage. De hoofdrollen waren voor Jean-Paul Belmondo en Jean Seberg en was een groot succes bij het publiek en de critici.
Dat jaar trouwde hij ook met Anna Karina, die in veel van zijn films zou optreden. In 1964 vormden ze samen een productiemaatschappij, Anouchka Films. Ze scheidden in 1965.
In 1961 maakte hij Une femme est une femme, zijn eerste kleurenfilm. Hij bleek in die jaren zeer productief. Zijn eerste flop, Les Carabiniers uit 1963, was een homage aan Jean Vigo. Dat jaar maakte hij ook één van zijn grootste successen, Le Mépris met Brigitte Bardot. In 1964 volgde Bande à part en in 1965 Pierrot le fou en de sciencefictionfilm Alphaville. Andere films uit die jaren waren Masculin, féminin en Week-end.
Rond de studentenopstanden van 1968 raakte Godard geïnteresseerd in het Maoisme. In die tijd begon hij met een experimentele, politieke fase, die duurde tot 1980. In de zomer van 1968 richtte hij samen met onder andere Jean-Pierre Gorin de Dziga Vertov Groep op, die "politieke films politiek" wou maken. Enkele films uit die tijd zijn Le Gai Savoir, Pravda en One Plus One, waar bij de laatste een unieke registratie van de studio-opbouw door de Rolling Stones van de klassieker Sympathy for the Devil deel uitmaakt. In 1972 maakte hij Tout va bien, met Jane Fonda en Yves Montand in de hoofdrollen, waarna Letter to Jane volgde, een film over een foto van Jane Fonda, waar Gorin en Godard over discussiëren. In 1972 ontmoette hij ook Anne-Marie Miéville, zijn latere vrouw, met wie hij vele films
maakte.

In 1980 eindigde deze fase. Zijn eerste film die weer meer mainstream en toegankelijk was, was Sauve qui peut (la vie) uit 1980. Zijn films van na die tijd zijn meer autobiografisch. Zo zat in Sauve qui peut (la vie) een personage genaamd Godard. In 1982 en '83 maakte hij drie verwante films Passion, Prénom Carmen en Je vous salue, Marie. De laatste film werd door de katholieke kerk als blasfemie afgedaan.

Gerd Arntz
Gerd Arntz (Remscheid, 11 december 1900 – Den Haag, 4 december 1988) was een Duits-Nederlandse grafisch ontwerper die vooral bekend was door zijn beeldstatistieken en pictogrammen.
Hij bezocht in 1919 de kunstschool in Düsseldorf en maakte in 1920 in Keulen onder meer kennis met de progressieve kunstenaars Jankel Adler, Franz Wilhelm Seiwert en Heinrich Hoerle. Zijn eerste politieke houtsneden verschenen in 1926 in Die Proletarische Revolution. Arntz ging in 1928 werken voor het Gesellschafts- und Wirtschafts-museum in Wenen en was vanaf 1933 verbonden aan het Moscow Institute voor picturale statistieken.
Na de overname van Duitsland door Hitler ging Arntz in 1934 naar Den Haag in Nederland. Zijn houtsnede Het Derde Rijk veroorzaakte in 1936 een politiek incident met Duitsland. In 1943 werd Arntz opgeroepen voor het Duitse leger. Na zijn terugkeer in 1946 ging hij werken voor het Nederlandse Instituut voor Statistiek. Een grote tentoonstelling van zijn werk werd in 1976 gehouden in Den Haag.


Conceptuele kunst
Conceptuele kunst (conceptual art) is een kunstvorm waarbij het idee ofwel het concept belangrijker is dan esthetische of materiaal-technische afwegingen.

Appropriat-ion
Appropriation in de kunst is het gebruik van reeds bestaande objecten of beelden met weinig of geen verandering op hen toegepast. Het gebruik van de kredieten heeft een belangrijke rol in de geschiedenis van de kunsten (literatuur, beeldende, muzikale en perfoming kunst) gespeeld.

Rationeel vs. irrationeel
Design vs rule-based art/design:irrationeel
Design vs rule-based art/design:irrationeel, dus zonder na te denken of in strijd met de rede.
Author-based art: rationeel, dus doordacht en berekend.


Barbara Kruger
Barbara Kruger (born January 26, 1945) is an American conceptual artist. Much of her work consists of black-and-white photographs overlaid with declarative captions—in white-on-red Futura Bold Oblique or Helvetica Ultra Condensed. The phrases in her works often include pronouns such as "you", "your", "I", "we", and "they". Kruger lives and works in New York and Los
Kruger was born into a lower-middle-class family[1][2][3] in Newark, New Jersey. Her father worked as a chemical technician, her mother as a legal secretary. She graduated from Weequahic High School.[4] After attending Syracuse University and studying art and design with Diane Arbus and Marvin Israel at Parsons School of Design in New York, Kruger obtained a design job at Condé Nast Publications. She initially worked as a designer at Mademoiselle Magazine and later moved on to work part-time as a picture editor at House and Garden, Aperture, and other publications.[5] In her early years as a visual artist, Kruger crocheted, sewed and painted bright-hued and erotically suggestive objects, some of which were included by curator Marcia Tucker in the 1973 Whitney Biennial.[3] From 1977, Kruger worked with her own architectural photographs, publishing an artist's book, "Picture/Readings", in 1979.[6]


Georges Braque
Braque werd op 13 mei 1882 geboren in de Rue de l'Hôtel-Dieu 40 te Argenteuil-sur-Seine, een plaats dicht bij Parijs. Zijn vader, Charles Braque (1855-1911), was schilder van beroep net als zijn vader en deed in zijn vrije tijd ook nog aan de schilderkunst. In 1890 verhuisde het gezin, behalve Georges bestaande uit zijn vader, zijn moeder Augustine Johanet (1859-1942) en zijn zus Henriette (1878-1950), naar de Rue Jules-Lausne 33 in Le Havre om een betere toekomst te krijgen. Door de groei van de havenstad was er genoeg werk en na drie jaar had Charles Braque een eigen zaak in huisdecoratie genaamd Braque & Co. In Le Havre bezocht Braque in de avonduren de École Municipale des Beaux-Arts en ontmoette hij de schilders Eugène Boudin (1824-1898), Camille Corot (1796-1875), Othon Friesz (1879-1949)en Raoul Dufy (1877-1953). Heel zijn omgeving hielp hem om schilder te worden. In de vakantie bezocht Braque in Parijs het Louvre en het Musée du Luxembourg, waar de werken van nog levende kunstenaars hingen. Na zijn middelbare school volgde Braque een opleiding tot huisschilder en decorateur.

Haven
In 1900 ging Braque naar Parijs en haalde daar zijn certificaat als schilder-decorateur, waardoor zijn diensttijd volgens de geldende regels werd gereduceerd tot één jaar. Vanaf 30 oktober 1902 was hij voor een jaar bij het 129ste Infantrie Regiment ingedeeld en zou daarna geregeld op herhaling moeten komen. Na zijn militaire diensttijd volgde Braque de Académie Humbert, waar hij Marie Laurencin en Francis Picabia ontmoette, en een korte tijd de École des Beaux Arts, waar ook zijn vrienden uit Le Havre, Othon Friesz en Raoul Dufy, studeerden. In 1904 was zijn studie afgelopen en vestigde hij zich voorgoed in de Rue Lamarck in de Parijse wijk Montmartre, op dat moment de schildersbuurt van Parijs. De zomer van 1904 bracht Braque met medeleerlingen van de Académie Humbert, Jacques Vaillant (1879-1934) en Paulette Philippi door in Kergroës, een dorp bij Pont-Aven.

Na de opening van de eerste expositie van de Cercle de l'Art Moderne in mei 1906 te hebben bijgewoond in Le Havre, ging Braque met Othon Friesz naar Antwerpen, waar hij door zijn vriend Friesz op fauvistische wijze begon te schilderen. Na een kort verblijf in Parijs in september, ging Braque in oktober 1906 voor de winter naar L'Estaque, een plaats vlakbij Marseille, waar hij vijf maanden bleef.


Marcel Duchamp
Marcel Duchamp (Blainville-Crevon, 28 juli 1887 - Neuilly-sur-Seine, 2 oktober 1968) was een Frans kunstenaar. Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk. Zijn werken behoren tot het Dadaïsme, Surrealisme en Conceptuele kunst.
Marcel Duchamp werd geboren in een kunstenaarsgezin met zijn aanvankelijk even bekende broers Raymond Duchamp-Villon en Jacques Villon. In 1902 begon hij te schilderen in neo-impressionistische stijl. Vanaf 1910 begon hij de stijl van Paul Cézanne aan te hangen en sloot hij zich aan bij de Puteaux-groep van zijn broer Jacques, ook schilderde hij een tijd in de stijl van het Kubisme. In januari 1912 werd Duchamp echter gedwongen zijn Nu descendant un escalier("Naakt de trap aflopend") te verwijderen uit een tentoonstelling van de Salon des Indépendants in Parijs, waarna hij zich uit de Puteaux-groep terugtrok. Een jaar later in veroorzaakte "Nu descendant un escalier" grote ophef op de Armory Show in New York, waardoor Duchamp internationaal bekendheid verwierf.
Te vermelden, en zeker relevant voor het begrip van zijn humoristische manier van kunst maken, is ook dat hij aan het begin van zijn carrière regelmatig cartoons tekende voor tijdschriften. Duchamp heeft zichzelf in zijn hele leven niet van zijn kunst onderhouden, alhoewel hij zijn Grote Glas wel schonk aan de mensen die hem na zijn eerste aankomst in de VS onderdak verleenden.
In 1913 keerde hij de schilderkunst de rug toe en wekte hij sensatie met zijn Fietswiel (Roue de bicyclette), waarmee hij een belangrijke aanzet gaf tot het Dadaïsme. In 1915 vertrok hij naar New York.
Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk (een readymade). Dit was een mijlpaal voor de hedendaagse beeldende kunst en Duchamp riep hiermee kunst-filosofische vragen op over de aard en functie van kunst.




HOME
HOME